In de wildernis komt een man een aan een boom vastgebonden meisje tegen, haar onschuld en kwetsbaarheid ontsteken een oerverlangen bij hem. Hij grijpt de kans aan om zijn dominantie te doen gelden, haar van achteren te nemen met een vurigheid die haar buiten adem laat. Het meisje geeft zich, ondanks haar aanvankelijke schrik, over aan de mans meedogenloze passie, haar lichaam bezwijkend voor zijn elke stoot. Terwijl hij haar diepten verkent, geeft hij zich ook over aan haar orale vaardigheden, waarbij hij genot uit haar gretige mond haalt. Het meisje, nu volledig ondergedompeld in de ontmoeting, beantwoordt met haar eigen vurigheid, haar eigen verlangen neemt het podium. De maniel, zonder zijn aandacht te trekken, blijft achter haar genot aan, neemt zijn stuip achter zich, neemt zijn genot achter zich en neemt de confrontatie van de wilde meisjes aan, verliest hun onbetige verlangens, hun onbetwogenheid, hun onbeschaamde verlangens en hun onbetigheid.